Spotlight Roderick Leeuwenhart
Dit keer een spotlight over Roderick Leeuwenhart. Een uiterst drukke jongen. Heeft zijn eigen uitgeverij. Komt op de radio in Wanddinxveen. (Waar filmpjes van zijn gemaakt die je kan tereugvinden op zijn website.) Heeft de Harland prijs gewonnen. Is op radio 1 geweest op primetime om iets te zeggen over kleine uitgeverijen, werkt aan strips en heeft aan een soort ruimtevaart Vlog gewerkt, maar ook als suiker zombie (???). Allemaal te zien op zijn website.
Hier de Spotlight:
Je bent begonnen met jeugdboeken, maar hebt ook andere genres geschreven. Wat was in de eerste instantie je inspiratie om boeken te schrijven?
Schrijven trok me aan, net als striptekenen, omdat het je in staat stelt helemaal in je eentje een volledig werk te creëren. Ik ben een beetje een einzelgänger. Zelf een boek schrijven is als het de buik openrijten van een draak: waanzinnig eervol en uitdagend. Lange tijd dacht ik dat het te lastig voor me zou zijn, maar na een gestrand sf-verhaal in het Engels bedacht ik het plot van Pindakaas en Sushi en toen ging het als een vuurpijl in de lucht. Of, als een lans in het zachte deel onder de schubben.
Als je naar al je werk kijkt, en ook de diversiteit hierin, wat is voor jezelf de rode draad in je werk? Iets wat een verhaal echt een Leeuwenhartverhaal maakt?
Tijdens het schrijven van Sterrenlichaam kwam ik er tot mijn verbazing achter dat er tóch weer een enorme Japanse invloed in zat. Kennelijk dat, dus. Bleken het weer de Japanners die hun stempel hadden gedrukt op alle menselijke kolonies. Het laat me niet los. En, eh, kijk je schrijftechnisch, dan is het denk ik dat mijn werk vlot leest. Niet omdat het per se makkelijk is, maar ik besteed veel zorg aan het ritme van zinnen, de afwisseling. Het mag vooral niet saai zijn!
Je stelt dat er Japanse kenmerken / motieven aanwezig zijn. Kun je daar iets meer over vertellen en waar deze fascinatie vandaan komt?
Ik ben gewoon een weeb, een fan van Japan, net als duizenden anderen in Nederland. In mijn tienerjaren hevig beïnvloed door anime op videoband, en later Pokémon en Dragon Ball Z. Toen ging ik vrij snel schrijven voor AniWay, een langlopend magazine over Japanse (pop)cultuur, en daarna ben ik nooit meer weggeweest. Op dit moment is het al zolang een onderdeel van mijn leven, Japan, dat ik mezelf er niet meer los van kan zien. En waar je veel aan denkt en dagelijks mee bezig bent, vloeit vanzelf in je schrijven. Deels is het exotisme, misschien zelfs oriëntalisme: ik ben erdoor gefascineerd omdat Japan zo anders is dan Nederland. Ik dicht het poëtische of magische kwaliteiten toe. Bushido, yokai, seppuku, samoerai. Onweerstaanbaar.
Je bent ooit gevraagd om voor Hebban een project te beginnen dat "verhalenwevers" werd genoemd. Wat was de basis van dit project en als je dit alleen had geschreven welke kant zou het dan opgegaan zijn?
Ha, daar voel jij al aan dat hier iets zit, Anthonie. Ik werd door Adinda Volkers, destijds bij de Hebban Club van Tien voor sf en fantasy, gevraagd Verhalenwevers te starten. Een doorgeefverhaal waar uiteindelijk negentien schrijvers aan mee zouden werken. Ik kreeg de vrije hand om iets te verzinnen, waar anderen weer mee door zouden gaan. Ik verzon een wereldje waarin al het metaal was gestolen door buitenaardse krachten en de mensheid nieuwe tech verzon op basis van hout. Door de ogen van een moeder op zoek naar haar zoon, beide vluchtelingen, in de schimmige steegjes en krochten van een harteloze stad. Was ik er zelf mee doorgegaan, dan zou het klein en rauw en pijnlijk zijn gebleven. Noir sciencefiction. Uiteraard werd het binnen vier afleveringen epische fantasy met strijdende legers en boomgodinnen.
Op dit moment laait de discussie tussen genrevertellingen en literatuur op. Hoe zie jij dat, vanuit je werk als schrijver? Zie je een groot verschil of zie je scifi als een specifieke literaire stroming?
Dit is zo’n moeilijke discussie. Je kunt literatuur zien als stroming of kwaliteitslabel. Ik hou eigenlijk in zijn geheel niet van genrelabels. Of ik nou iets schrijf of lees, er is maar één ding wat ik wil: dat het me boeit. Dat kan op duizend verschillende manieren. Bij sciencefiction is bij mij belangrijk dat het me transporteert naar een exotische, mogelijk buitenwereldse plek. En dat het me prikkelt met vreemde ideeën en personages. Als het me op die manier aan het denken zet, heb ik geen idee wat daar niet literair aan is.
Als je een tip moet geven aan beginnende schrijvers; welke tip zou dat zijn en waarom?
Er schiet me niks te binnen. Wat ik heb gemerkt uit het zien en bevrienden van vele, vele schrijvers is dat iedereen een andere aanvliegroute heeft. Je moet altijd een beetje het wiel uitvinden. Er is niet één vaste manier om te schrijven of daar succesvol mee te worden.
Zijn er schrijftechnieken waar je op dit moment heel erg mee bezig bent?
Ja, onbetrouwbare perspectieven! Daar ben ik dol op. Mijn boeken zijn allemaal geschreven vanuit een beperkt, persoonlijk perspectief en ik vind het leuk om daarmee te spelen. Een personage geeft haar eigen kijk op de wereld, terwijl dat misschien helemaal niet is zoals het in werkelijkheid is. Bijvoorbeeld: Marle uit Pindakaas en Sushi ziet helemaal niet dat een van haar vriendinnen psychische problemen heeft, ze kijkt er finaal overheen. Daardoor komt het als een verrassing als die in de climax ineens een trauma openbaart. Lees je terug, dan blijken er volop hints te zijn, alleen ik heb daar als schrijver geen nadruk op gelegd omdat Marle het ook niet zag. Dat is een uitdaging, die hopelijk daarna een mooi aha!-moment oplevert. Mijn boeken zitten vol met dit soort dingen. Sterrenlichaam nog veel meer zelfs, want daar volg ik drie totaal verschillende mensen. Ik vertrouw erop dat mijn lezers gewiekst genoeg zijn om door de waanbeelden van mijn personages heen te prikken. Ik heb natuurlijk ook de béste lezers, dus dat kan ik van ze vragen.
Je hebt de Harland Prijs gewonnen. Zou je iets over dat verhaal kunnen vertellen en hoe het voelde om te winnen?
Sterrenlichaam, zowel het korte verhaal als de roman die ik nu schrijf, volgt het klassieke ‘als ratten in de val en ieder voor zich’-plot – denk aan de horrorfilm Cube. Diep in de ruimte deint een massief buitenaards lijk, categorie Lovecraft. Wij zouden geen mensen zijn als we niet onmiddellijk dachten: ah, daar is winst uit te halen! Dus we sturen er mijnwerkers heen om het lijk te ontginnen en delven als een grondstof. De personages zijn heel klein in die omgeving: ze lopen door manshoge adertunnels en cyclopische slokdarmen. Als dat lijk in begint te klappen is dat het begin van een catastrofe: hoe er levend uit te komen? En zitten er geen saboteurs in de groep?
Het was fantastisch om hiermee de Harland Awards te winnen, in één keer sta je op de kaart. Als beginnende schrijver is het toch een beetje vechten om aandacht en legitimiteit. Wel geestig: ik heb de wedstrijd dit jaar van de andere kant bekeken, als jurylid. Hoewel dat een superervaring was, bevestigde het nog meer dan ik al dacht hoezeer het volstrekte willekeur is waar je als deelnemer eindigt. De smaak van de jury heerst en vanwege de selectierondes waarin de Harland Awards zijn ingedeeld, is er soms geen touw aan vast te knopen waarom verhaal X wel doorgaat en verhaal Y niet. Dat is inherent aan het format, en hé, alsnog beter dan de populariteitswedstrijd van een publieksprijs. Maar neem zo’n uitslag gerust met een korreltje zout.
Biografie
Roderick Leeuwenhart schrijft al sinds 2001 voor AniWay, hét tijdschrift over Japanse popcultuur. In 2017 won hij de Harland Awards met zijn korte sciencefictionverhaal Sterrenlichaam. Met de succesvolle Pindakaas en Sushi-trilogie veroverde hij een plekje in de Nederlandse geekwereld.
Bilbiografie
Vasili’s Vaarwel (2010, sf-verhaal, eervolle vermelding in de Blizzard Global Writing Competition)
Pindakaas en Sushi (Uitgeverij Leeuwenhart, 2014)
Pindakaas en Sushi 2 (Uitgeverij Leeuwenhart, 2015)
Kinderen van de ijstijd (Quasis, 2016)
Sterrenlichaam (2016, sf-verhaal, winnaar van de Harland Award Verhalenwedstrijd 2016)
Pindakaas en Sushi 3 (Uitgeverij Leeuwenhart, 2017)
Voorgaande Spotligts: