Navigatie

Gerecenseerd te worden is altijd lastig. Gerecenseerd te worden door mede antropologen is nog moeilijker; ze kennen de theorie en de methodologie en zijn daarom scherper met de pen dan andere recensenten.  Daarom ben ik ook zo blij verrast met de recensie in het Antropologische tijdschirft CUL. Het is de meest inhoudelijke recensie (hoe kan dit ook anders?) die ik tot nu toe heb ontvangen.

 


Dit doet me goed.

 

Het is soms goed om alle onzekerheden te laten varen en even geen zelfkritiek te hebben. Soms is het goed om gewoon domweg trots te zijn.

 

En dat ben ik dan ook: trots.

 


Recensie
‘In het gesteente van Ararat’

 

Tekst: Michel van der Kolk

 


In In het gesteente van Ararat vraagt Holslag zich af wat de consequenties zijn van de Armeense genocide op de culturele beleving van Armeniërs
in Nederland. Hoe construeren zij hun verleden en hoe beïnvloedt dit verleden hun etnische identiteit. Holslag omschrijft zijn boek
als een openslaande bloem, dat wil zeggen, als een complex, multidimensionaal en tevens zwaar beladen verhaal, dat zich stapje voorstapje openbaart. Welkom in de wereld van de (Nederlands) Armeense diaspora, die tot op de dag van vandaag zijn getekend door een genocide die zich bijna een eeuw geleden voltrok.

 

De eerste blaadjes ontvouwen zich in de inleiding en het eerste hoofdstuk, waarin de lezer globaal kennis maakt met het onderwerp en de schrijver. Holslag doet dit slim, door de lezer over zijn schouder mee te laten kijken hoe hij in dialectiek met de empirie, zijn theoretisch en analytisch kader vorm geeft. Zo definieert hij uitgebreid wat hij onder ‘culturele beleving’ en ‘etnische identiteit’ verstaat, en doet dat in reflectie op de veel-zijdigheid aan bronnen die hij gebruikt (historische documenten, interviews, le-vensverhalen en secundaire bronnen). De link tussen de genocide en de Armeniërs van nu krijgt zodoende gestalte, en de nieuwsgierigheid is gewekt.

 

Holslag gaat voor het eerst de diepte in als hij terug gaat naar de wortels van de Nederlands Armeense gemeenschap in het Turks Ottomaanse rijk. Deze brokkelen aan het eind van de 19de eeuw sterk af, wat de Turken drijft tot wanhoop en uiteindelijk de genocide op het Armeense volk. Uit de vlucht voor het geweld ontstaat de ‘grote diaspora,’ waarvan ook de huidige Nederlands Armeense gemeenschap deel is. De genocide en de gevolgen hiervan komen binnen eenzelfde context te staan, op deze manier is Holslag in staat veranderingen in verwantschap, de positie van de kerk, en politieke fragmentatie, van de Nederlands Armeense gemeenschap te beschrijven.

 

Naast het bovenstaande perspectief op de genocide hanteert Holslag er nog twee, namelijk die van genocide als ‘proces’ en ‘symbolische handeling.’ Beide belichten de meer menselijke en systematische kant van de genocide en zijn cruciaal in het totaal plaatje. De bloem ontsluit zich snel in dit deel van het boek, doordat ‘mens’ en ‘feiten’ met elkaar in verbintenis worden gebracht. In het ‘proces’ perspectief grijpt Holslag terug op de theorie en komt tot de conclusie dat de slachtpartij op de Armenen goed past in de gruwel van het doelmatige en systematische karakter van een ‘genocide.’ Hij beargumenteert dat een genocide daarom meer is dan een gebeurtenis, het is ook een ‘symbolische handeling’ waarbij het systematisch vernietigen van de identiteit en het dehumaniseren van een volk tot doel is gesteld.

 

De hedendaagse sterk gefragmenteerde Armeense diaspora wordt door de collectieve herinnering aan de genocide nog als één volk verbonden. In de laatste hoofdstukken gaat Holslag op zoek naar deze gemeenschappelijke ‘webben van betekenis.’ Hij komt tot de conclusie dat de Armenen elkaar nu herkennen in het lijden en de kracht er altijd weer bovenop te komen. Hij laat zien hoe deze thema’s terug komen in Armeense muziek, literatuur, kunst en natuurlijk zijn interviews. De gefragmenteerde diaspora heeft echter ook een disintegrale werking. Er bestaat strijd en een continue onderhandeling in het ‘Armenier-zijn.’ Al met al heeft Holslag een compleet en toegankelijk werk afgeleverd. De veelvoud aan bronnen
die hij heeft geraadpleegd maken hem overtuigend en hebben mij uiteindelijk het gevoel gegeven ook echt wat dieper in ‘de Armeense identi-teit’ te hebben mogen kijken. Theoretisch zal het werk voor de gemiddelde UvA student antropologie geen grote verrassingen bieden, aangezien Holslag zich met name richt op theorie van Geertz, Baumann en Zwaan. Wel durft hij in deze theorie de tekortkomingen te zien en ze eigenzinnig aan te vullen.

Blog

Contact